Welkom

Welkom op de blog over het nieuwe boek van Francine Mestrum, 'Ontwikkeling en Solidariteit'. Hier kan U alle opmerkingen en ideeën kwijt in verband met ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking, armoede, millenniumdoelstellingen, fiscale paradijzen, internationale handel, schuldenlast en belastingen.







vrijdag 10 september 2010

De neoliberale sterke staat

In een interview met Mo* zegt Helen Clark, hoofd van het Ontwikkelingsprogramma van de VN, dat we ‘intussen mijlenver verwijderd [zijn] van de Washington Consensus’ en dat men vandaag weer weet dat ‘de staat sterk genoeg moet zijn om fraude en corruptie te bestrijden en om de rechtsregels voor iedereen op gelijke manier af te dwingen’.

Opnieuw wordt hier een indruk gewekt dat 1) het neoliberalisme dood is en 2) we opnieuw een sterke staat kunnen hebben zoals vroeger.

In een vorige blog heb ik al uitgelegd dat punt 1 alvast fout is.

Punt 2 klopt evenmin. Indien de Wereldbank en het IMF vandaag stellen dat er een ‘sterke staat’ nodig is, dan is dit geenszins een zelfde soort ‘sterke’ staat als vroeger.


In een eerste fase van het neoliberale beleid werd de economische en vooral productieve rol van de overheid terug gedrongen. Overheidsbedrijven moesten geprivatiseerd worden. De ‘bureaucratie’ moest weg en dus moesten ook allerhande reguleringen worden afgeschaft. Ook hiervoor biedt het verslag ‘Doing Business’ een mooi voorbeeld. Staten worden beloond als je op een wip een vergunning kan krijgen om een bedrijf te starten, als je zonder veel poespas een bouwvergunning kan krijgen, eigendom kan laten registreren en een lening kunt krijgen, ja zelfs een bedrijf failliet kan laten verklaren. De overheid hoeft er zich zo min als mogelijk mee te moeien.

Daarnaast hield die eerste fase ook een strenge begrotingsdiscipline in en dus werden allerhande overheidsdiensten opgedoekt, zowel onderwijs als gezondheidszorg en een deel van het ambtenarenapparaat.

Dat heeft er allemaal inderdaad toe geleid dat de staat erg werd verzwakt en in veel gevallen niet langer kon zorgen voor een minimale integratie van de bevolking.

Maar de markt heeft wel degelijk een staat nodig. En Fukuyama heeft precies uitgelegd wat voor staat dat moet zijn.

De staat heeft een actieradius (een ‘scope’) en heeft een zekere sterkte (‘strength’). Vroeger dacht men dat de staat zoveel mogelijk taken moest uitvoeren. Nu weet men echter, aldus Fukuyama, dat de actieradius beter erg beperkt blijft maar dat de sterkte moet verhoogd worden. Er is dus wel een staat nodig voor de dingen die Helen Clark vermeldt, en ook voor de bescherming van eigendomsrechten, voor een concurrentiebeleid en voor consumentenbescherming. Dat is overigens het kader waarin de Washington Consensus verder van toepassing blijft.

Overigens, ook armoedebestrijding is een kwestie van markt en integratie in de markt. Wat zou ‘activering’ anders zijn? In een neoliberaal beleid moet de overheid zorgen voor een goed functionerende markt en alles beletten wat die markt kan verstoren. Ook sociale zekerheid. De staat heeft niet langer een beschermende en emanciperende rol. Ook op dat punt zou Helen Clark geconfronteerd moeten worden met wat de UNDP vroeger zei tégen sociale bescherming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten